Week 4 - Zondag 3 december tot en met zaterdag 9 december 1944
- Polderrazzia '44

- Dec 7, 2019
- 4 min read
Gerrit en de zijnen zijn dag in dag uit aan het werk. Het is zwaar werk en koud. Van de oorlog merken ze hier niet veel. Nog niet! En houdt Gerrit dit zware en ongewone werk vol? We zien het deze week. Soms wordt het hem zwart voor ogen.
Weer zondag. Weer een werkdag in plaats van een rustdag. Hoe lang hebben ze me nu al te pakken? Ik moet echt goed nadenken. Wat voor dag was het dat ze me oppakten? O ja, vrijdag. Meer dan twee weken ben ik al in de handen van de Moffen. Het voelt als twee maanden.
Ik ben al wakker voor de roep van de bewakers om op te staan. Wat me meevalt is dat ik me met regelmaat kan scheren! De Moffen houden denk ik niet van baarden! Ik ook niet! Ik scheer me niet elke dag, dat niet. Dat scheelt weer mesjes. Op zondag scheer ik me wel. Waarom? Dat weet ik niet. In het gewone leven liep ik op de rustdag er altijd netjes bij. Daar komt het vandaan denk ik.
Tiny! Ja, zo heet mijn meisje. 'Kalletjen' zeggen ze bij ons op Urk. Meisje of vriendin klinkt een Urker vreemd in de oren. Tiny, zo wil ze genoemd worden. Trientje, zeggen we op Urk.

Maar Tiny woont niet op Urk maar in Zaandam. Ik kwam haar tegen in de Torenstraat op Urk. Tja, daar beginnen de meeste verkeringen. Ze heeft wel Urker wortels. Haar ouders zijn Urkers, ja heel haar familie. Daarom spreekt ze ook plat Urkers.
Ik moet veel aan haar denken in deze nare omstandigheden waarin ik verkeer. Zou ze ook aan mij denken? Vast wel! Vast en zeker heeft ze ook gehoord dat ik opgepakt ben. Zo iets gaat als een lopend vuurtje door Urk, en dus ook door Zaandam waar veel Urkers wonen. Het is maar goed dat Tiny me niet ziet in deze omstandigheden: vies en goor, vermagert en eelt op de handen en rillend van de kou. We hebben elkaar trouw beloofd dus ze zal zeker op me wachten. Wachten tot ik terugkom. Ik kom toch wel terug?
De bruinhemden houden zich rustig, de geallieerden houden zich rustig. De enigen die zich druk maken zijn wij, de dwangarbeiders. Druk in dienst van de Moffen. Het wordt tijd dat hier een einde aan komt.
Mijn verlangen naar een sigaret is erg groot. Soms krijg ik er één van een medegevangene. Hoe hij daaraan komt weet ik niet. Vraag ik ook niet. Eén sigaret kost me 1 snee brood. Soms is het een inwendige strijd. Honger naar eten steekt de kop op en dat strijdt tegen het verlangen naar nicotine.Tijdens het werk mag ik niet roken. Dat kan alleen tijdens de soep en als ik in mijn eigen kot ben. Maar dan moet ik weer uitkijken dat het stro geen vlam vat. Het wordt trouwens tijd dat we verse stro krijgen. Het is zo plat als een dubbeltje geworden. Ik lig er niet meer lekker op.
Mijn grootste verlangen gaat echter uit naar vrijheid. Maar die is net zo ver weg als een stevige maaltijd en een pakje sigaretten.

Het blijft lang donker in deze tijd . Het wordt pas rond half negen licht. Ook in het donker moeten we werken. Als we het al gehoopt hadden, de werkdagen worden echt niet korter nu de dagen korter worden. We kunnen de komende tijd onze lol op.
De donkere dagen voor Kerst zijn begonnen. Het is nu Advent, de tijd van verwachting. Momenteel is mijn enige verwachting snel uit deze situatie te komen en naar huis terug te keren. Zal het voor de Kerst zijn?
Toen ik nog in de polder werkte en in het barakkenkamp verbleef met veel onderduikers zeiden we regelmatig tegen elkaar: "Met de Kerst zijn we bevrijd." Nou, dan hebben de geallieerden nog 14 dagen. Ik geloof er niet meer in.
Het weer wordt er niet beter op. In de nacht vriest het. Dat betekent dat de grond hard wordt. De Moffen zijn wel zo vriendelijke om houwelen uit te delen. Ik moet echt mijn best doen om de aarde los te wrikken. Als ik wat dieper ben kan ik mijn schop weer gebruiken want daar is de grond zachter.
Onder het slaan met de houweel en het scheppen wordt het me soms zwart voor de ogen. Het zweet parelt op mijn voorhoofd terwijl het maar een paar graden boven nul is. Er waait een koude wind zodat het aanvoelt alsof het vriest. En dan toch zweten? Nijdig veeg ik het zweet uit mijn ooghoeken.
De aarde krijgt opeens een vreemde rode kleur. Net was deze toch nog zwart? Mijn armen lijken wel van elastiek. Mijn houweel zwaait van links naar rechts. De grond vlucht voor me weg. Ik hoor iemand roepen maar ik versta niet wat er gezegd wordt. De houweel valt zomaar uit mijn handen. De grond is rood, groen, zwart...

Ik sla mijn ogen op en ligt op een vloer en zie een balken-plafond. Waar ben ik? "Kaffee?" vraagt iemand. Kaffee? Dat is Duits. Ik realiseer me opeens weer dat ik in Duitsland ben. Ik lig op een keukenvloer van waarschijnlijk een boerderij.
"Möchten Sie eine Tasse kaffee?" Ik wend mijn ogen af van het plafond en kijk recht in het verweerde gezicht van een oudere man. Ik richt me half op en steun op één elleboog. Naast de man die over me heen gebogen staat zie ik een bruinhemd met een geweer over de schouder. Langzaam komen de beelden bij me terug. "Graag," antwoord ik. Ik ben misselijk. Voorzichtig sta ik op en ga op een stoel zitten. Ik kijk naar de bruinhemd en vraag in mijn eigen Duits: "Wie ich hier?" Onder het drinken van een sterke bak zwarte koffie begrijp ik dat ik flauwgevallen ben tijdens mijn werk. Met twee man hebben ze mij hier gebracht. "Danke," mompel ik. Ik knap op van de lekkere warme koffie. Na een uur moet ik weer terug naar mijn werk. Langer wegblijven wordt niet toegestaan. De 'soeptijd' is al voorbij als ik terugkeer en zal het alleen met mijn sterke zwarte koffie moeten doen vandaag.
Ik zit hier pas 20 dagen, het moet nog Kerst worden. Hoe kom ik ooit de dagen door in deze nare omstandigheden?




Comments