WEEK 21 - Zondag 1 april tot en met zaterdag 7 april 1945
- Polderrazzia '44

- Apr 4, 2020
- 4 min read
Vorige week beleefden we samen met Gerrit de Stille week. Zal de komende week de storm losbarsten? Het kon wel eens heftig worden!
Het is Pasen. Het feest van de bevrijding. Bevrijding van de dood die door Jezus overwonnen werd. Ik merk hier niets van Pasen. De Duitsers zaaien alleen maar dood en verderf.

Pascha is het voor de Joden. Het feest als herdenking van bevrijding van de Israëlieten onder het slaafse Egyptische juk. Zou het binnenkort voor mij werkelijk Pascha zijn? Bevrijd van het Duitse juk zodat we weer kunnen leven?
Ik ben niet bevrijd van mijn nare dromen. Bij tijd en wijle komen de angstige en nare momenten die ik meemaakte voorbij in mijn slaap. Zal ik er ooit van verlost worden?
Het is in de avond van maandag 2 april als er paniek is in het kamp. "Brand! Brand," wordt er geroepen. Ik ren naar buiten, net als vele anderen. Frans en Lub staan al buiten. Jan volgt snel. Het avondappel is al achter de rug.

De barak van de Fransen staat in brand! De Fransmannen zijn net onder begeleiding van veel Duitsers afgevoerd naar een andere werkplek. Tactische verplaatsing heet dat, maar ik weet dat dit inhoudt dat de Duitsers zich terugtrekken voor de oprukkende geallieerden. De vertrekkende Fransen hebben een cadeautje achtergelaten. Vlak voordat ze weggingen hebben ze een vuurtje gestookt in hun barak. En dit is het gevolg.
De Duitsers zijn woedend. Sirenes loeien. "Wasser! Wasser," wordt er geroepen. Maar waar halen ze zo snel water vandaan? Maar dat zoeken de Duitsers maar uit. Laat maar fikken die boel.
Overal en nergens rennen mannen om te voorkomen dat meer barakken in brand vliegen. Dan valt mijn oog op de poort. Die staat open! In de consternatie is men vergeten de poort te sluiten na het vertrek van de Fransen. Jan en ik roepen Frans en Lub en met z'n vieren denken we hetzelfde. Wegwezen hier! We rennen naar onze barak en verzamelen onze schamele bezittingen en... we wandelen onder beschutting van de invallende duisternis en dankzij de Fransen de poort uit, de vrijheid tegemoet.
We zetten er flink de pas in. Hoe verder weg van het kamp hoe beter. De weg naar Holland ligt voor ons. Binnenkort ben ik weer thuis! Als mijn vlucht lukt...
Een lege hut is onze rustplaats als de morgen aanbreekt. Ik ben blij dat ik kan rusten. Niet veel later slapen we. In vrijheid!

Bij het donker worden gaan we weer op pad. Na een lange nachtelijke tocht besluiten we om bij het ochtendkrieken bij een boer aan te kloppen voor eten. Wie weet lukt het.
Aankloppen hoeven we niet want de kettinghond heeft onze komst al aangekondigd. De boer slaat ons vanuit de donkere schuur gade. We schrikken ons ook een hoedje als hij ineens begint te praten. In ons beste Duits vragen we om brood. Een onverstaanbaar gemompel volgt en de man verdwijnt. De man keert tot onze opluchting terug met een half brood! Er zijn dus toch ook nog goede Duitsers.
Na de maaltijd lopen we het veld in op zoek naar een rustplaats. Het blijft gevaarlijk om ons overdag te verplaatsen.
Omdat we ons in het donker verplaatsen lopen we ook wel eens verkeert. We proberen het westen aan te houden maar ja, niet alle wegen lopen in westelijke richting. We lopen soms dwars door weilanden. We zijn inmiddels ook bedreven in het slootje springen.
We zijn blij dat overal schuren of hutten staan. Voor ons zijn dat nu ideale slaapplaatsen.
Vijf dagen zijn we nu onderweg. We lopen niet zo snel meer als in het begin. Als de Duitsers achter ons aan zitten zouden we dat allang gemerkt hebben.
Verbazingwekkend krijgen we overal waar we aankloppen iets te eten aangereikt. Ik ben er zeer dankbaar voor.
Het ochtendlicht begint al weer te schemeren na een lange nacht. We lopen over kleine brug over een smal kanaal tussen de weilanden. In de verte zien we een kerktoren en we besluiten die richting op te lopen. We naderen het dorp en we staan abrupt stil als we het plaatsnaambord lezen: Bellingwolde. We zijn in Holland! Vreugde doorstroomt mij, doorstroomt ons. We zijn weer in ons eigen land! Ongemerkt zijn we de grens overgestoken.
In de hoofdstraat komt een fietser ons achterop. Als de fietser ons passeert zegt hij zonder om te kijken: "Volg mij!"
In een donkere steeg ontmoeten wij hem. Hij begint meteen te foeteren. "Jullie lijken wel niet goed wijs om zo open en bloot door ons dorp te lopen. Het stikt hier van de Duitsers nu de Canadezen oprukken. Het is maar goed dat mijn vader jullie langs zag komen."
Jan legt uit dat we ontsnapt zijn uit een werkkamp in Duitsland.
"Dat dacht ik al. Dat straalt gewoon van jullie af."
Ik wist niet dat we opvielen. Dat dringt nu pas tot me door.
"Waar breng je ons naar toe?" vraag ik. Het blijkt dat twee van ons naar een zwager van de jongen gaan, waaronder ik, en de andere twee bij iemand anders.
Het is inmiddels al helemaal licht als ik Jan op een kleine zolderkamer aankijk en begin te lachen. We zijn in Holland, bij een Hollands gezin! Daar word je toch blij van. We moeten nu wachten op de dingen die komen gaan.
Al snel slapen we. Wat kunnen we anders doen? Na vele ontberingen overvalt ons de vermoeidheid.




Comments