top of page
Search

WEEK 23 - Zondag 15 april tot en met dinsdag 17 april 1945

Vorige week zagen we dat het viertal van Bellingwolde naar Winschoten reisde en uiteindelijk via Groningen in Leeuwarden terecht kwam. En deze week gaat het verder.


Ons doel voor vandaag is Sneek. Bij de gaarkeuken krijgen we wat te eten. In Sneek is geen Duitser te zien. We horen dat die de gisteren allemaal gevlucht zijn. Sneek kan als bevrijd worden beschouwd. Geallieerden zijn nog niet gezien.


ree

We vragen aan de vrouwen die in de gaarkeuken werken naar de kortste en veiligste route naar Lemmer. Het is zeker nog een kilometer of 30 vertellen ze ons. Zes uur lopen, minstens.

Even buiten Sneek vinden we in een weiland een lege schuur. Dat wordt onze slaapplaats voor deze nacht.

Zes uur was optimistisch gedacht van mij. Het worden 9 uren. Het begint al donker te worden als we in Lemmer aankomen. Veilig en wel. Urk is nu niet ver meer! Aan de rand van Lemmer lopen we het erf op van een grote boerderij. De boer kijkt ons taxerend aan. Lub neemt het woord en vraagt voor één nacht onderdak. "Wie zijn jullie?" Het klinkt niet bepaalt vriendelijk.


Lub zegt: "We zijn op weg naar Urk, onze woonplaats. We zijn ontsnapt uit een Duits werkkamp. Het is maar voor één nacht. Morgenvroeg gaan we weer verder." Argwanend neemt hij ons op. "Ontsnapte gevangenen hé?" Hij wrijft over zijn stoppelige kin. "En jullie durven zomaar onderdak te vragen? Zonder dat jullie aan de veiligheid van een ander denken. Wat denk je wat er met mij gebeurt als de Duitsers jullie bij mij vinden? Nou? We halen onze schouders op. We hebben er allang spijt van dat we hier aangeklopt hebben. "Jullie brengen mijn leven in gevaar. Als de Moffen jullie onder mijn dak vinden wordt mijn kostbare vee verbeurd verklaart en kost het mij mijn kop." Met een klap wordt de deur dichtgedaan. Afgewezen door een landgenoot!

Een man komt op ons af. Deze landgenoot heeft goede bedoelingen. Hij vertelt dat hij visserman is. Hij heeft in de gaten dat we onderdak zoeken. Hij brengt ons naar zijn boot! Daar kunnen we de nacht doorbrengen. Als we vertellen dat we uit Urk komen is het helemaal goed. Dankbaar aanvaarden we zijn vriendelijke aanbod.


We schrikken wakker. Harde stemmen klinken vanaf het water en de walkant. Geweerschoten klinken en we horen een scheepsfluit. Frans neemt voorzichtig een kijkje maar hij trekt zich heel

ree

snel terug. "Duitsers, allemaal Duitsers! In de haven liggen schepen en de kade staat vol soldaten." Wat zou er aan de hand zijn? In spanning wachten we af. De boot deint behoorlijk heen en weer. Het lijkt er op dat er schepen door de haven varen. Het heeft er alles van weg dat de Duitsers met schepen Lemmer ontvluchten. Weer neemt Frans een kijkje. Er is niemand meer te zien. Hij heeft dit nog maar nauwelijks gezegd of een enorme knal verbreekt de stilte. We duiken in elkaar van schrik. Deze knal wordt gevolgd door vele andere. Het is een oorverdovend lawaai. Projectielen belanden op de kade maar ook in het water waardoor onze boot hevig heen en weer schudt. Schel fluitend vliegen de granaten over ons heen. Meteen gevolgd door een hevige knal als de granaat ergens inslaat. Dof gerommel klinkt op het dek. Granaatscherven teisteren onze boot.

Het angstzweet breekt me uit. Een lichtflits verblindt ons, gevolgd door een enorme knal. De boot dreigt te kapseizen. Ik zit handenwringend op de grond, Met elke klap die komt kan zomaar mijn leven voorbij zijn. Dan sterf ik in het ruim van een schip. Waar zijn we veilig in dit gevaar? Zo dicht bij huis en dan toch de dood vinden? Had die boer ons maar onderdak verschaft dan waren we beter af geweest dan hier op het water in een kwetsbaar bootje.

Dan is het stil. Onnatuurlijk stil. Als we op de kade staan zien we de schade. De boot is volledig doorzeefd. Een wonder dat we nog leven. Diverse branden woeden.


We blijven niet in de boot. We gaan weer op pad. We komen langs de rokende puinhopen van een boerderij. Maar dan staan we plotseling stil. Het is de boerderij waar we onderdak vroegen! De stal is ingestort. We zien kadavers van gedood vee en... op het erf ligt een dode. De boer? Ontroerd door het feit dat wij door een wonder, al weer een wonder, gespaard zijn door geen onderdak te krijgen bij deze boer gaan we verder.

Op advies van een man in een blauw uniform met een oranje band om de mouw gaan we naar het gemeentehuis omdat we een vrijgeleide nodig hebben om Lemmer te verlaten.

In het gemeentehuis vragen we naar de commandant. Op zijn vraag waar we vandaag komen zeggen we naar waarheid dat we uit Duitsland komen en ontsnapt zijn uit een werkkamp. De commandant vraagt wanneer we zijn opgepakt. We kunnen die vragen allemaal beantwoorden.

We moeten onze namen geven en deze worden nauwkeurig opgeschreven: Gerrit Hoefnagel, Lub Hakvoort, Jan Baarssen, Frans Weerstand.

De commandant kijkt ons koel aan en zegt: "Jullie liegen! Jullie zijn Nederlanders die in het Duitse leger gediend hebben. De kleding en je laarzen verraden jullie. Die zijn Duits."

Het is alsof we een klap in het gezicht krijgen. Met een pistool in de rug worden we gedwongen de trap af te gaan naar de kelderruimte waar we in een cel worden gestopt. De klok in de kerktoren naast het gemeentehuis slaat negen keer. Negen uur in de ochtend van 17 april.

Het is net twaalf uur geweest als we vrij worden gelaten. De commandant had alles nog eens nagetrokken en geloofde ons uiteindelijk. Hij adviseert ons om over de Lemsterdijk naar Urk te gaan.


ree

Dan zien we eindelijk ons geliefde Urk liggen met fier de vuurtoren boven de daken uit stekend. We vorderen traag maar we vorderen. Ik kijk nog eens goed naar ons dorp. Wat staan daar een hoop mensen bij de dijk!

"Wat is daar loos?" zeg ik tegen Lub en wijs naar ons dorp.

We turen met z'n allen en zien dat het zwart is van het volk. Worden we verwacht? Dat kan toch niet? De ondergaande zon werpt zijn laatste stralen over het IJsselmeer als we op Urk arriveren.

De verbazing van de dorpsgenoten is groot als ze ons herkennen. Ze hadden gedacht dat de Canadezen in aantocht waren over de dijk. Wij zijn het maar...

Na precies 5 maanden afwezigheid zijn we weer thuis! Een wonder. We zijn in het gevaar waarin we vele malen verkeerden veilig geweest. Bewaard door Gods hand. Van de 84 opgepakte dorpsgenoten zijn wij de eersten die terugkeren.


 
 
 

Comments


bottom of page