top of page
Search

Week 3 - Zondag 26 november tot en met zaterdag 2 december 1944

Gerrit is, gelukkig samen met een paar Urkers, inmiddels aan het werk gezet in het dorpje Biene om tankvallen te graven. We kijken hoe het hem deze week verloopt.

Zondagsrust kennen de Duitsers niet. Elke morgen klinkt de roep: "Aufwachen!" En zo ook deze zondag. Niks rust. Niks religieuze bijeenkomst. Zelfs geen moment om even in de Bijbel te lezen zo je die al bij je hebt. Slechts een enkeling heeft een bijbeltje weten mee te nemen. Na de arbeid is het brood eten in je eigen kot en dan slapen.


Doordat ik zeven dagen in de week werk raak ik soms in de war met de dagen. Soms moet een maat me er aan herinneren welke dag het is. Het regelmatige ritme wat ik in Nederland gewend

ree

was, is hier totaal weg. God schiep de aarde in 6 dagen en toen was het rustdag. Dat gebod is een goed gebod. Een mens moet 1 dag op adem kunnen komen van al zijn arbeid. Maar de Moffen hebben daar geen boodschap aan.

Ik moet zelfs wennen aan het ritme van mijn ochtend- en avondgebed! Ik heb er geen verklaring voor maar soms vergeet ik het. Vind ik bidden dan niet belangrijk meer? Zeker wel, maar op de één of andere manier denk ik er niet aan. Ik ga 's avonds liggen en ga slapen. Nu ik dit bedenk schaam ik me er voor dat ik het zomaar vergeet.

Wat zal er terecht komen van de afbouw van de boerderijen in de Noordoostpolder? Daar denk ik regelmatig aan tijdens het eentonige graven. Ik denk dat al het werk in de polder nagenoeg stil ligt.


Door die stomme oorlog is het hele economische leven stil komen te liggen. Ik hoop niet dat de Moffen me zo afbeulen dat ik straks mijn werk als timmerman niet meer kan doen. Dat ik als een oude en versleten man thuiskom. Lijntrekken zolang je kunt is mijn devies zolang het niet zichtbaar is voor die bruinhemden. Dat is het beste wat ik nu kan doen in de hoop dat de geallieerden snel Duitsland binnentrekken.



ree

Ik voel me vies, vuil, goor, smerig. Als daar meer termen voor waren gebruikte ik ze. Ik zit onder de luizen. Maar mijn medegevangenen ook. Niemand ontkomt er aan. Na het avondeten is het een vast patroon geworden om eerst luizen te vangen en dan te gaan slapen. Het beste is om ze tussen je duim en wijsvinger te krijgen en ze dan dood te drukken.

We lachen er een beetje om maar wij allen vinden het een verschrikking. De luizen jeuken niet alleen maar bijten ook nog eens en zuigen bloed. Als je een luis doodknijpt spat je eigen bloed weg. Bah! En met die smerige handen moet ik het brood eten wat mij toegeworpen wordt.

Soms worden we ontluisd. Onze kleren moeten uit en alles gaat naar de wasserij. Omdat we geen extra kleding hebben staan we soms een paar uur in ons niksie te wachten tot onze kleren weer terugkomen. Leuk zeg als het straks kouder wordt en het echt winter is.


Elke dag loop ik een dik half uur heen en ook weer die zelfde tijd terug naar onze werkplek. Ik dacht een aardige conditie te hebben maar dat valt tegen. Het lopen valt me zwaar. Maar ja, wat wil je? Ik moet zwaar werk verrichten en alleen een waterig soepje om twaalf uur is dan niet genoeg. Ik weet inmiddels dat klagen geen zin heeft want de bruinhemden lachen je uit of doen alsof ze je niet verstaan.


ree

We moeten niet alleen de tankvallen graven maar de uitgegraven grond ook nog eens verspreiden. De zware grond verplaatsen we met kruiwagens. Het is behoorlijk zwaar werk. Het is ons verboden om zandheuvels te maken. De verkenningsvliegtuigen van de geallieerden mogen niet zien waar de tankgrachten precies lopen. Met graszoden moeten we de uitgegraven aarde bedekken.

De Moffen hebben van alles zoals vliegtuigen, tanks, zware oorlogsschepen, U-boten maar geen machines om graafwerk te verrichten! De Hollanders, Belgen, Polen en Fransen zijn voor de Moffen veel goedkoper dan de aanschaf van een graafmachine.

Ik zie dat ik niet de enige ben die moeite heeft met het zware graafwerk. Mijn maats zijn ook uitgeput. Maar we moeten doorgaan, doorgaan en doorgaan. Tot we misschien er bij neervallen.

De dagen worden korter maar ook kouder. De winter is in aantocht. Maar kou, regen of sneeuw, het maakt de bruinhemden niet uit. Wij moeten werken. Van half acht in de ochtend tot vier uur in de namiddag.

Gelukkig heb ik een jas die me een beetje beschermt tegen de koude. Maar als ik in de avond in mijn kot kruip ril ik van de kou. Warm worden is bijna niet mogelijk. Een varkenskot heeft geen kachel en geen hoogpolig tapijt! Koud sta ik op, koud loop ik naar mijn werk, koud eet ik mijn soep, koud kom ik terug en koud leg ik me weer neer in het stro.

Soms hoor ik in de verte vliegtuigen. Zijn dat de geallieerden? Of is Duitsland nog actief in het luchtruim? Het blijft gissen. Het kan niet anders dan dat dit geallieerden zijn. Ze komen uit het westen en vliegen oostwaarts. Ik vermoed dat Duitse steden gebombardeerd worden. Goed zo!

 
 
 

Comments


bottom of page