WEEK 16 - Zondag 25 februari tot en met zaterdag 3 maart 1945
- Polderrazzia '44

- Feb 29, 2020
- 3 min read
We hebben vorige week Gerrit verlaten terwijl hij een beetje heen en weer geslingerd werd in zijn emotie. Maar hij eindigde mooi met die woorden van Psalm 75 die hij zomaar ongedacht in zijn hoofd kreeg.
Nog steeds moet ik hetzelfde eentonige werk verrichten. Nee, ook deze zondag geen kerkbezoek voor mij. Als ik eenmaal terug ben in Nederland zal ik moeten wennen aan alles wat vroeger zo gewoon was. Nu ik hier ben waardeer ik het zondagse rustmoment thuis en in de kerk heel erg. Ik zal het bewuster beleven als ik terug ben op mijn geboortegrond.
Ik maak me wel zorgen over het feit of we hier weggaan. Als de geallieerden oprukken, en daar twijfel ik niet aan, zullen de Moffen de biezen pakken en ons dan meenemen. Mij en mijn maats zomaar achterlaten zal niet gebeuren vermoed ik.
Als we om zeven uur de poort weer uitlopen op weg naar ons werk heb ik even een gevoel van vrijheid. Niet meer in de benauwde barak, niet meer achter hekken, niet meer achter een bewaakte toegangspoort. Wat gebeurt er als ik de rij uitstap en wegren? Is het zelfmoord? Nee, dat uitstappen uit de rij zal niet gebeuren. Ik ben bewaard gebleven in vele gevaarlijke situaties. Dan moet ik het gevaar niet zelf opzoeken.
Ik hak en graaf er weer lustig op los vandaag. Mijn ouders, broers en zussen, en Tiny hebben vandaag weer rustdag. Ik niet. Het is weer hakdag.

Soms is er een begrafenis. Er sterft wel eens iemand van de gevangenen. Wat dat betreft zijn we net een dorp waar van alles gebeurt. In de buurt van het kamp is een begraafplaats. Daar worden de gestorvenen naar toe gebracht, zonder enige ceremonie. Ik moet er niet aan denken daar begraven te worden. Worden de familieleden wel ooit op de hoogte gebracht waar het graf van hun geliefde is?
Vader draagt als hij op zee is altijd goudstukken bij zich in de knoop van zijn halsdoek. Als hij omkomt op zee is er voor degene die hem vindt geld voor een begrafenis. Als visserman leef je dicht bij de dood. Hoe vaak is er al een visserman verdronken? Is dat de reden dat ik liever timmerman werd dan visserman? En nu leef ik in een situatie dat ik ook dicht bij de dood ben omdat ik timmerman was in de polder! Ik heb niets bij me, geen goudstukken, geen rooie cent. Als ik sterf word ik in een eenvoudig graf gelegd dicht bij de plek waar ik sterf. Kost de Moffen geen geld... Ik huiver wel bij deze gedachte. Ik ben veel met de dood bezig de laatste tijd. Ik heb toch nog geen afscheid genomen van het leven? Nee, schreeuwt het in mij. Ik wil leven! Ik wil terug naar Urk! Ik wil terug naar Tiny!

Ik voel dat mijn 'kalletjen' aan mij denkt. O, wat waren die laatste ogenblikken met Tiny toch fijn augustus vorig jaar aan het eind van haar vakantie op Urk. Er is geen dag voorbij gegaan dat ik niet aan Tiny dacht. Ik hoop dat het met haar net zo is. Ik kom er achter dat mijn plaatsgenoot Lub een neef is van Tiny. Ook toevallig. Met ons vieren, Lub, Jan, Frans en ik, praten we in de avond veel over de oorlog. Natuurlijk weten we niets over het verloop. Voor ons gevoel schiet het allemaal niet op. Ontsnappen komt weer ter sprake. "Wanneer wagen we het?" zegt Lub. We geven er geen antwoord op. We weten het niet en ook niet hoe we dat moeten aanpakken. En stel dat ze ons verplaatsen omdat het front dichterbij komt? Moeten we het niet voor dat moment proberen? Het weer is wel beter geworden maar het is nog steeds fris. Is dit het juiste moment om de benen te nemen? Zonder concrete plannen zoeken we onze slaapplaats op. Weer een dag voorbij in het gehate Duitsland.




Comments