top of page
Search

WEEK 11 - Zondag 21 januari tot en met zaterdag 27 januari 1945

Vorige week namen we afscheid van een Gerrit die vol sombere gedachten zat. Is dat nu voorbij? Steekt de heimwee misschien de kop op? Ook gaan zijn gedachten uit naar trouwen wanneer hij beseft dat zijn jongste broer Jan jarig is.

Hoe zou het met het eten zijn op Urk deze winter? Is er voldoende om zoveel monden te vullen. En hoe staat het met het inkomen? Vader, visserman op de Noordzee, kan onmogelijk vissen dit oorlogsjaar. Dat deed hij toch al niet op het moment dat ik opgepakt werd. Dat mocht niet meer na de invasie in Frankrijk. Hoe vaak gingen we samen lopend over de dijk van de drooggelegde polder op weg naar ons werk? Vader werkend bij een boer en ik als timmerman werkend bij een aannemer, boerderijen bouwen. Vader zal wel zonder werk thuis zitten nu. Of heeft hij nog steeds werk bij een boer?

Zou in Nederland veel vernield zijn? Er zal genoeg behoefte zijn aan hout, en daar wordt een timmerman blij van. Als we na de oorlog gebrek hebben aan hout moeten we het maar uit dit moffenland halen. Hout zat.

Nijdig hak ik een paar takken af van een net gevelde boom.


Alles is saai hier. Saai is het weer (maar wel koud), saai zijn de dagen (en donker), saai het werkritme (hak, hak, hak), saai zijn de bewakers (An die Arbeit!) en saai de dwangarbeiders (wanneer zijn we vrij?).




ree

De Fransen onder ons maken veel ruzie en de Duitse deserteurs zijn chagrijnig. Wij Urkers maken nog al eens een grap. We houden de moed er in. Urker humor is aparte humor. Je moet het begrijpen anders vind je er niks aan. En een Urker bak moet ook in het Urkers verteld worden. In het gewoon Nederlands klinkt het lang niet zo grappig. Wij Urkers zijn toch een apart volkje.


Had ik al vermeld hoe ik mijn Tiny ontmoet had? Ik geloof het niet. Nu het werk zo eentonig is en er bijna niets gebeurt kan ik dat best nu wel even vertellen. Ik liep met een aantal vrienden over Urk en we sloegen bij de Bethelkerk linksaf de Torenstraat in. Je moet weten dat de Torenstraat dé straat is waar menige verkering is ontstaan. We sloegen de hoek om en ik botste zowat tegen twee meiden die daar liepen en onze kant op kwamen. Ik keek recht in de vrolijke ogen van een meisje dat ik eigenlijk niet kende als een Urker meisje, maar toch sprak ze Urkers. Het was de dag voor Pinksteren, zaterdag 27 mei. Ja dat wist ik nog goed. Waarom weet ik ook niet goed. Misschien omdat het precies 3 weken na mijn 21e verjaardag was? Ik maakte een praatje met haar en vroeg of ze 2e Pinksterdag 's avonds om 6 uur weer in de Torenstraat was. Daarmee stemde ze in. Zo is het gekomen. Twee dagen na de eerste ontmoeting hadden we verkering. Een Urker met een Zaanse.

Als ik aan deze dingen denk, in de avond op mijn strobed, krijg ik echt verlangen om weer bij haar te zijn. Maar ja, een hek en een slagboom houden mij tegen. En een paar geweren.

Houden een hek en een slagboom ons echt tegen? Met Lub, Jan en Frans hebben ik het nog wel eens over ontsnappen. Als we in de groep naar onze werkplek marcheren en we vlak naast elkaar lopen. Of als we vlak bij elkaar werken. Maar ja, het is winter en het vriest zo'n 12 graden. Is dit wel het geschikte moment om te ontsnappen? We moeten niet alleen lopen naar huis maar ook in ons onderhoud voorzien. We moeten onderweg wel aan eten zien te komen. Stelen van de Moffen vinden we niet zo'n probleem maar als de Moffen zelf ook bijna niets hebben in de winter valt er niets te delen of iets van het veld te halen. Dat is ook de reden dat we niet meer op bedeltocht gaan. In december ging het nog wel, maar nu niet meer.

We moeten wachten op een geschikter moment. In maart zou beter zijn maar ja dat duurt nog 2 maanden. Schoten de geallieerden maar op!

26 januari vandaag. Ik besef dat mijn jongste broertje vandaag jarig is. Drie jaar wordt hij. Zou hij mij nog kennen als ik terugkom? Bijna 19 jaar leeftijdsverschil. Ik kom uit een gezin van 12 kinderen. We zijn dus met ons veertienen thuis.

Misschien is het wel tijd dat de oudste gaat trouwen, ik dus. Maar het probleem is dat Tiny nog niet meerderjarig is. Ze moet dan toestemming hebben van haar ouders. Het is de vraag of ze dat geven.

Trouwen. Dit woord speelt me de laatste tijd vaker door het hoofd. Gek toch dat je aan zulke dingen denkt als je je in een niet zo'n fijne situatie bevindt. Ik ben 21 en over vier maanden al 22. Op Urk zeggen ze dat het tijd wordt dat je gaat trouwen. Maar als de verkering met Tiny verder gaat en het tot een trouwdag komt dan moet er wel een plek zijn om te wonen. Op Urk zijn niet veel woningen vrij. Inwoning zal het dan worden. Bij mijn ouders? Maar we zijn al met z'n veertienen! Nou, maar even vergeten dit.



ree

In het ritme van mijn bijlslagen komt af en toe een geestelijk lied bij op. Ik krijg het zomaar in mijn hoofd. Ik ben Gereformeerd. De Gereformeerde kerk op Urk is de grootste van ons dorp. Tiny is cristelijk. Dat is een kleinere kerkgemeenschap. O ja, voor wie het niet weet: 'cristelijk' is Urkers voor Christelijk Gereformeerd. Dat gegeven botst binnen mijn familie behoorlijk. Dat uitgerekend de oudste van ons gezin, ik dus, geen Gereformeerd meisje kiest!

Ik ben nog niet met Tiny samen naar de kerk geweest, haar kerk geweest. Waarom zouden mijn ouders er nu op tegen zijn dat ik een keer met haar mee ga? Zou het echt zo anders zijn dan bij ons?

Geloof is belangrijk. Ik heb het er niet zoveel over maar het houdt me wel op de been. Een onzichtbare hand ondersteunt mij. Ik kijk tussen de kale bomen naar boven. Zou Zijn oog op mij geslagen zijn? Zeker! Hoe vaak heb ik nu de dood in ogen gekeken? Vielen maats naast mij dood neer? En ik ben nog in leven.

'Hij wil mij heil bereiden, mij in een vesting leiden.' Het is het ritme van deze psalm waarmee ik de boom omhak.

 
 
 

Comments


bottom of page