Week 1: Zondag 12 november tot en met zaterdag 18 november 1944
- Polderrazzia '44

- Nov 16, 2019
- 4 min read
Ik heet Gerrit Hoefnagel. Ik ben 21 jaar. Ik woon op Urk en ik werk als timmerman aan de bouw van boerderijen in de net ontgonnen Noordoostpolder. Het is oorlog, het vierde oorlogsjaar al, maar deze oorlog raakt mij niet. Ik heb een vrijgeleide, een ausweis, van de Duitsers gekregen omdat ik bij een aannemer werk die boerderijen bouwt die bij de voedselvoorziening horen. Die ausweis vrijwaart mij voor arbeid voor de Duitsers in Duitsland.

Eens in de twee, drie, soms zelfs vier weken ga ik naar huis, naar mijn ouders op Urk. Ik verblijf momenteel in kamp Marknesse. Vandaag, zondag, heb ik de kerkdienst bezocht in ons kamp. Ja, het is hier net een dorp hier met een kerk en een winkeltje. Er verblijven hier ongeveer wel 400 man! Over het algemeen wonen hier jonge mannen, die ondergedoken zijn en nu nuttig werk verrichten in de nieuwe polder. De zondagen hier zijn een beetje saai, op de kerkdiensten na. Morgen ga ik weer lekker aan de slag. Nog een week en dan kan ik weer voor een paar dagen naar huis.
Het is nu al weer 4 weken dat ik niet naar huis ben geweest. Maandag 16 oktober ging ik samen met mijn vader lopend over de smalle wegen in de drassige polder naar onze werkplek. Mijn vader is eigenlijk visserman op de Noordzee maar mag van de Duitsers niet meer vissen sinds D-day. Daarom werkt hij tijdelijk bij een boer in de nieuwe polder. Hij gaat wél elke week terug naar Urk.
Ik zie er echt naar uit om zaterdag weer terug te keren naar Urk, de bult zoals wij dat noemen. En misschien ligt er ook wel een brief van mijn verkering uit Zaandam!

Het is vrijdag 17 november. Ik word wakker in de barak van ons kamp. Morgen zal ik na 4 weken hard werken weer naar huis vertrekken, naar moeder op Urk. Een zak met tarwe heb ik al klaar staan om mee te nemen. Op Urk is niet zo heel veel meer te krijgen maar hier in de polder is er genoeg. Wat is dat voor rumoer buiten?
"De Duitsers," wordt er geschreeuwd. "Maak dat je wegkomt!"
Iedereen schrikt op! Duitsers in de polder? Dat is nog nooit gebeurd! Snel schiet ik mijn laarzen aan om de wijde polder in te vluchten. Maar het is al te laat! Ons barakkenkamp is omsingeld door gewapende en gehelmde Duitsers.
"Halt, Stehen bleiben. Polizei." Enkelen wagen toch een vluchtpoging maar daar klinken geweerschoten. Ook worden er commando's in het Nederlands geroepen: "Stop! Politie!" Het zijn de gehate Nederlandse SS'ers.
Ik zal niet opgepakt worden door de Moffen want mijn ausweis zal mij redden. Dus grote zorgen maak ik me niet. Maar hoe ijdel is mijn hoop. Als ik mijn vrijgeleide toon moet de Nederlander in Duitse dienst hard lachen. Hij neemt de pas uit mijn handen en zonder een woord te zeggen steekt hij het in zijn zak en loopt weg. Tot mijn ergernis moet ik ook nog eens mijn laarzen afstaan! Een ramp want schoenen heb ik niet bij me! We worden gedwongen in gelid te staan en worden door de Duitsers afgemarcheerd. Ontsnappen uit de rij is onmogelijk want voor, naast en achter de groep lopen gewapende Duitsers. Daar loop ik op mijn kousenvoeten door de modder te ploeteren op weg naar...? Tegen de middag arriveren we in Vollenhove. De plaatselijk bewoners staan zwijgend aan de kant. Toch durven enkelen "OZO" te roepen. Oranje Zal Overwinnen!

We worden in een school geherbergd. 80 man in één lokaal. Ik wrijf mijn voeten warm die ijskoud zijn van het lopen zonder schoenen door de modder en over de straatstenen.
Onze magen knorren want wij hebben de hele dag niets gegeten. Gelukkig wordt er tegen het vallen van de avond eten gebracht.
Na het eten is er appel op het schoolplein. De Duitsers moeten eerst tellen voordat we kunnen slapen. Maar liefst drie uur duurt het appel! Eindelijk mogen we naar binnen en kunnen gaan slapen. In het overvolle lokaal moet ik me tevreden stellen met een klein plekje.
Stijf van het zittend slapen word ik al vroeg wakker. Zaterdag! Anders was ik nu op weg geweest naar Urk, naar mijn ouders. Nu zit ik gevangen in een school. Opgesloten.
Er valt een druilerige regen. De ramen van het klaslokaal zijn nat en beslagen. Het is in alle opzichten een mistroostige dag. Iedereen die geen fatsoenlijke schoenen heeft krijgt klompschoenen. Ik ben er blij mee! Maar dat betekent wel dat er weer een tocht volgt vandaag anders delen ze geen schoenen uit. En dat klopt. Bewaakt door veel Duitsers marcheren we niet veel later het schoolplein af. Het is een angstaanjagende mars, want bang dat iemand zal ontsnappen schieten de Duitsers langs de rij gevangenen. De kogels gaan rakelings langs ons heen. Als iemand zal pogen uit de rij te stappen loopt hij het risico doodgeschoten te worden.
Moe, nat en koud strompel ik met de anderen om 7 uur in de avond Meppel binnen. Het luchtalarm heeft geklonken maar dat is om de Meppelaren binnen te houden. De Moffen willen geen pottenkijkers. Weer worden we naar een school geleid. Ik ben blij dat ik kan rusten. De Duitsers denken daar echter anders over. We krijgen opdracht om de vloer van de lokalen met stro te bedekken. Eerst werken en dan slapen! Als we daarmee klaar zijn laat ik me maar al te graag neervallen op het verse stro. Spoedig komt de bevrijdende slaap. Dag 2 van het gevangen zijn zit er op. Hoeveel dagen zullen nog volgen?




heftig! maar wel mooi verhaal.